De Raad van State werd gevat met een bezwaar ingediend door buurtbewoners tegen stedenbouwkundige vergunningen die werden afgeleverd zonder rekening te houden met de oude GPA’s, aangezien zij van rechtswege afgeschaft werden in uitvoering van artikel D.II.66 § 4 van het Codt (Waals Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling). De Raad van State heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Grondwettelijk Hof over de grondwettelijkheid van dit artikel.
Dit artikel voorziet de afschaffing van rechtswege (en zonder voorafgaande evaluatie van de gevolgen van deze afschaffing) van oude GPA’s (goedgekeurd voor 22 april 1962 en niet-herzien na deze datum). De GPA’s zijn sinds de inwerkingtreding van het Codt SOL’s geworden (‘Schéma d’orientation local’ oftewel ‘Lokale Beleidsontwikkelingsplannen’).
Het Grondwettelijk Hof herinnert aan de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s, waaruit met name blijkt dat de afschaffing van deze plannen, in principe, eveneens beoogd wordt door de richtlijn 2001/42, en dus het voorwerp moet uitmaken van een voorafgaande evaluatie van de gevolgen voor het milieu.
Het Hof besluit zijn onderzoek door de vaststelling dat de afschaffing van rechtswege van alle GPA’s (thans SOL’s) die werden goedgekeurd voor 22 april 1962 in strijd is met de principes van gelijkheid en niet-discriminatie en met de richtlijn 2001/42, aangezien het Waalse Gewest niet bewijst dat deze allemaal het voorwerp uitmaken van uitzonderingen op de verplichting om vooraf de gevolgen voor het milieu van een afschaffing te evalueren.
Het Grondwettelijk Hof heeft dus voor recht gezegd dat artikel D.II.66, § 4 van het Codt (Waals Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet (gelijkheid en niet-discriminatie) schendt, evenals de richtlijn van de Europese Unie 2001/42 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s.
Dit arrest, gewezen ingevolge een prejudiciële vraag, zou gevolgd kunnen worden door een arrest tot vernietiging aangezien de verklaring van ongrondwettelijkheid in een prejudicieel arrest een nieuwe vernietigingstermijn opent van zes maanden vanaf de publicatie van het arrest in het Belgisch Staatsblad.
Dit arrest impliceert een aanzienlijk risico voor elke stedenbouwkundige vergunning die afwijkt van een GPA (thans SOL) aangenomen voor 22 april 1962 en die sindsdien ongewijzigd bleef, dewelke van rechtswege opgeheven wordt door de thans door het Hof ongrondwettig bevonden bepaling.
Vragen? Contacteer RESOLVED – Laurent DELMOTTE
ld@resolved.law
+32 (0) 2 315 53 00